Wanneer de handelsagent of principaal gedurende het bestaan van de agentuurovereenkomst komt te overlijden dan is in de wet geregeld welke invloed dat heeft op de overeenkomst. Dit betreft zowel de overeenkomst voor bepaalde tijd als voor onbepaalde tijd.
De agentuurovereenkomst eindigt automatisch door het overlijden van de handelsagent. De reden hiervoor is dat het bij de handelsagent aankomt op zijn persoonlijk optreden. Partijen kunnen hier echter een afwijkende afspraak over maken. Na het overlijden van de handelsagent dienen de erfgenamen, de werkgever en/of de compagnon van de handelsagent ervoor te zorgen dat de belangen van de principaal niet ernstig worden geschaad door het plotselinge einde van de aan de handelsagent verstrekte opdracht. Dit houdt in dat voor zover zij van de opdracht op de hoogte zijn, zij de principaal van het overlijden van de handelsagent op de hoogte moeten stellen.
Voor de principaal geldt dat de onderneming meestal de bepalende factor is voor de agentuurovereenkomst in plaats van de persoon. De overeenkomst eindigt in beginsel dan ook niet door de dood van de principaal. Wel zijn zowel de erfgenamen als de handelsagent bevoegd de overeenkomst binnen negen maanden na het overlijden op te zeggen. Daarbij dient een opzegtermijn van vier maanden in acht te worden genomen.
Er is geen sprake van dwingend recht. Partijen kunnen dus iets anders met elkaar overeenkomen. Bijvoorbeeld dat de agentuurovereenkomst wel automatisch eindigt bij de dood van de principaal. In dat geval dient de handelsagent alles te doen wat de omstandigheden in het belang van de erfgenamen van de principaal eisen. De handelsagent dient in dat geval onder meer rekening te houden met de belangen van deze erfgenamen om te voorkomen dat die door het plotselinge einde van de opdracht worden geschaad. Denk aan het verrichten van feitelijke handelingen waaronder het op de hoogte stellen van de erfgenamen van het einde van de agentuurovereenkomst.