De wet bepaalt dat de principaal alles moet doen wat in de gegeven omstandigheden van zijn kant nodig is om de handelsagent in staat te stellen zijn werkzaamheden te kunnen verrichten. Deze zorgplicht van de principaal wordt in de wet vervolgens nader uitgewerkt.
Zo dient de principaal de handelsagent het nodige documentatiemateriaal ter beschikking te stellen over de goederen en diensten waarvoor de handelsagent bemiddelt en hem alle inlichtingen te verschaffen die nodig zijn om de agentuurovereenkomst uit te kunnen voeren. Dit betekent dat de principaal de handelsagent onder meer moet voorzien van folders, monsters en tarieven met betrekking tot de goederen of diensten waarvoor de handelsagent bemiddelt.
De zorgplicht behelst bovendien ook een waarschuwingsplicht voor omzetdaling. Uit de wet volgt dat de principaal de handelsagent onverwijld dient te waarschuwen indien hij voorziet dat in een uitgesproken geringere mate dan de handelsagent mocht verwachten overeenkomsten zullen worden afgesloten. Hierbij geldt dat de principaal de handelsagent dient te waarschuwen ongeacht de oorzaak van de omzetdaling. Dus of die oorzaak van buiten komend is of afkomstig is van intern beleid, maakt niet uit.
Met onverwijld wordt “zonder enig uitstel” bedoeld. De wetgever heeft hiervoor gekozen omdat de handelsagent belang heeft bij een tijdige waarschuwing als de omzet vermindert, terwijl de principaal geen redelijk belang heeft dat hem dwingt te wachten met het waarschuwen van de handelsagent.
De principaal dient de handelsagent daarnaast binnen een redelijke termijn te laten weten of hij de aangebrachte overeenkomst aanvaardt, weigert of niet zal uitvoeren. Aangezien het moment van zijn reactie bepalend kan zijn voor het tijdstip waarop de provisie wordt verschuldigd, heeft de handelsagent er belang bij snel te weten vanaf wanneer hij aanspraak op provisie kan maken. Dit belang van de handelsagent moet vervolgens worden afgewogen tegen het belang dat de principaal heeft bij het kunnen maken van een afweging de overeenkomst wel of niet te aanvaarden en/of uit te voeren.
De bepaling in de wet die de zorgplicht van de principaal behelst, is van dwingend recht. Partijen kunnen hier dan ook niet van afwijken. Als dat wel gebeurt dan is een dergelijk afwijkend beding nietig. Met betrekking tot de redelijke termijn lijkt de wetgever echter van oordeel dat die wel door partijen kan worden ingekort door te bepalen dat de bedoelde informatie onverwijld moet worden gegeven. Dus ook binnen het dwingendrechtelijk kader kunnen partijbedoelingen van belang zijn voor het antwoord op de vraag wat in het concrete geval als redelijke termijn heeft te gelden.