De gevolgen van het niet nakomen van een verbintenis zijn geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Daarin is onder meer aangegeven wanneer een tekortkoming toerekenbaar is en onder welke voorwaarden de schuldeiser recht heeft op schadevergoeding. Iedere tekortkoming in de nakoming van een overeengekomen verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. De wet maakt dus een onderscheid tussen tekortkomingen die de schuldenaar wél en tekortkomingen die hem niet kunnen worden toegerekend.
In het dagelijkse spraakgebruik wordt dit onderscheid ook wel aangegeven met de termen wanprestatie en overmacht. De schuldenaar kan zich op overmacht beroepen als er sprake is van een buiten zijn schuld ontstane en niet voor zijn risico komende tekortkoming in de nakoming. Daarvan is sprake als de debiteur verhinderd of belemmerd is de verbintenis na te komen.
Een tekortkoming die aan een schuldenaar kan worden toegerekend verplicht tot schadevergoeding. Is de nakoming van de overeengekomen prestatie blijvend onmogelijk, dan ontstaat de verplichting om de schade te vergoeden direct en automatisch. Als nakoming niet blijvend onmogelijk is, dan bestaat het recht op schadevergoeding pas als de schuldenaar in verzuim is. Onder verzuim wordt verstaan een tekortkoming bestaande in een toerekenbare vertraging in het nakomen van een opeisbare verbintenis, zonder dat die nakoming reeds blijvend onmogelijk is.
Voor het intreden van het verzuim is in het algemeen een ingebrekestelling vereist. Dit is een schriftelijke verklaring die een aanmaning c.q. sommatie of aanzegging bevat om binnen een redelijke termijn te presteren. Als de schuldenaar niet voldoet aan de aanmaning, dan treed het verzuim in op het in de sommatiebrief aangegeven tijdstip. Een ingebrekestelling is dus een voorwaarde voor het ontstaan voor het verzuim van de schuldenaar. Een ingebrekestelling is in feite niets anders dan een aanzegging aan de schuldenaar dat er nakoming wordt verlangd. Het verzuim eindigt als de schuldenaar alsnog nakomt, als de schuldeiser een behoorlijk aanbod tot nakoming weigert en daardoor zelf in schuldeisersverzuim raakt, of als nakoming alsnog blijvend onmogelijk wordt.
In de wet staat dat als een schuldeiser niet meewerkt aan de door hem verlangde prestatie of deze op een andere wijze belet, hij in schuldeisersverzuim raakt, tenzij de oorzaak van verhindering hem niet kan worden toegerekend. Als er sprake is van schuldeisersverzuim, dan presteert de schuldenaar niet, maar komt hij dus niet in verzuim te verkeren. Voor het intreden van schuldeisersverzuim is noodzakelijk dat als een schuldenaar verhinderd is na te komen, die verhindering uitsluitend door een beletsel aan de zijde van de schuldeiser wordt veroorzaakt en de oorzaak aan de schuldeiser valt toe te rekenen. Indien aan één van deze voorwaarden niet is voldaan, is van schuldeisersverzuim geen sprake.
Iedere schuldeiser heeft in de eerste plaats recht op nakoming. Maar als er sprake is wanprestatie kan hij in plaats van nakoming ook schadevergoeding vorderen. Als schadevergoeding naast nakoming wordt gevorderd spreekt men van aanvullende of bijkomende schadevergoeding. Als er in plaats van de overeengekomen prestatie schadevergoeding wordt gevorderd, spreekt men van vervangende schadevergoeding. Aanvullende schadevergoeding is bijvoorbeeld verschuldigd als de overeengekomen prestatie te laat of gebrekkig geschiedt. Als de prestatie uitblijft, kan er vervangende schadevergoeding worden geëist.
De verbintenissenrecht advocaten van AMS hebben veel ervaring op het gebied van wanprestatie en schadevergoeding, en procederen daar ook over voor hun cliënten, indien dat nodig is. De advocaten van AMS zijn sterk betrokken bij de zaken van hun cliënten, werken met korte lijnen en bieden scherpe tarieven.