De Actio Pauliana is de wettelijke mogelijkheid van een schuldeiser om een benadelende
rechtshandeling
Een rechtshandeling is een feitelijke handeling met rechtsgevolg.
» Meer over rechtshandeling
rechtshandeling te vernietigen. uitgangspunt is dat iedere schuldeiser met een voldoende belang deze actie toekomt. Een rechtshandeling is vernietigbaar: “”indien een schuldenaar bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn.
Er moet sprake zijn van
Als aan deze criteria is voldaan, is de rechtshandeling vernietigbaar en kan de vernietigingsgrond worden ingeroepen door iedere door de rechtshandeling in zijn verhaalsmogelijkheden benadeelde schuldeiser, onverschillig of zijn vordering vóór of na de handeling is ontstaan. Meestal zal het gaan om de
overdracht
Overdracht is het overdragen van een recht (indien het een recht van eigendom betreft: in eigendom) aan een ander.
» Meer over overdracht
overdracht of bezwaring – de vestiging van een
pandrecht
Een pandrecht is een beperkt recht strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen.
» Meer over pandrecht
pandrecht of een recht van hypotheek – een goed. Een rechtshandeling die op grond van bovenstaande criteria vernietigbaar is wordt ook wel “”paulianeus”” genoemd.
In de praktijk is het niet altijd eenvoudig te bewijzen dat sprake is geweest van het tweede criterium (wetenschap van benadeling). Hoewel de Hoge Raad in het arrest ABN / Van Dooren qq III bepaalde dat al sprake is van wetenschap van benadeling als deze “”met een redelijke mate van waarschijnlijkheid”” is te voorzien, voorziet de wet in bepaalde gevallen in een omkering van de bewijslast: als sprake is van een transactie met gelieerde personen en/of vennootschappen (overwegend gelijke bestuurders en/of aandeelhouders) wordt vermoed dat sprake is van wetenschap van benadeling, en is het aan de aangsproken partij dit vermoeden te ontzeuwen.”