In artikel 2:346 van BW is bepaald dat (en wanneer) aandeelhouders en certificaathouders in een N.V. of een B.V. bevoegd zijn een enquêteverzoek in te dienen. In een recent arrest heeft de Hoge Raad echter bevestigd dat de verschaffer van risicodragend kapitaal met een eigen economisch belang in de vennootschap waarop het verzoek betrekking heeft gelijk dient te worden gesteld met de aandeelhouder of certificaathouder, als zijn belang daarmee op één lijn kan worden gesteld. Advocaat ondernemingsrecht Hidde Reitsma legt uit.
Volgens de letter van de wet zijn tot het indienen van een enquêteverzoek (een tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de
rechtspersoon
Het BW kent geen algemene definitie van rechtspersoon.
» Meer over rechtspersoon
rechtspersoon) bij de Ondernemingskamer bevoegd:
Het uitgangspunt is dus dat alleen de (rechtstreekse) houders van aandelen of certificaten in de vennootschap waarop het verzoek betrekking heeft bevoegd zijn een enquêteverzoek in te dienen.
In de hiervoor bedoelde uitspraak heeft de Hoge Raad echter uitgemaakt dat de strekking van het enquêterecht meebrengt dat “de verschaffer van risicodragend kapitaal met een eigen economisch belang in de vennootschap, dat in zoverre op één lijn kan worden gesteld met het belang van een aandeelhouder of certificaathouder, dient te worden gelijkgesteld met de aandeelhouders of certificaathouders voor de toepassing van artikel 2:346, aanhef onder B, BW”. De Hoge Raad heeft al vaker uitgemaakt dat onder omstandigheden ook andere dan aandeelhouders of certificaathouders gerechtigd zijn een enquêteverzoek in te dienen.
In dit geval ging het om twee aandeelhouders die eerst 25%, en later 50% van de aandelen hielden in een Chinese vennootschap. Die vennootschap houdt alle aandelen in Chinese Workers B.V. Een van de twee aandeelhouders (die dus niet rechtstreeks aandelen in de BV hielden) diende vervolgens een enquêteverzoek in jegens Chinese Workers B.V. De andere aandeelhouder betoogde dat het verzoek niet ontvankelijk was, omdat de verzoeker geen aandeelhouder was in de Nederlandse B.V. Haar aandelenbelang in die Chinese vennootschap bracht nog niet mee dat zij voor de toepassing van artikel 2:346 BW geacht kan worden een relevant eigen economisch belang te hebben in Chinese Workers B.V. De
ondernemingskamer
Een afdeling van het Gerechtshof te Amsterdam dat bevoegd is kennis te nemen van diverse ondernemingsrechtelijke en sociaal- of financieel-economisch georiënteerde zaken.
» Meer over ondernemingskamer
Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft verzoek echter ontvankelijk geacht. De OK overwoog dat economische werkelijkheid meebrengt dat de aandeelhouder in de Chinese vennootschap een verzoek zal moeten kunnen doen ten aanzien van de Nederlandse B.V., omdat de aandeelhouders in de Chinese vennootschap dienen te worden aangemerkt als economisch gerechtigden in Chinese Workers B.V.
De Hoge Raad bevestigde in
cassatie
Het beroep dat tegen een arrest van het Hof kan worden ingesteld bij de Hoge Raad
» Meer over cassatie
cassatie het oordeel van de Ondernemingskamer. Volgens de Hoge Raad doet dat de omstandigheid dat de verzoekende aandeelhouder in de Chinese vennootschap niet rechtstreeks aandelen hield in Chinese Workers B.V., maar dat enkel indirect deed niet af aan het feit dat deze aandeelhouder feitelijk verschaffer is van risicodragend kapitaal in de BV. Aldus heeft deze aandeelhouder (ook) in de BV een eigen economisch belang heeft, dat gelijk kan worden gesteld met het belang van een aandeelhouder of certificaathouder.
De uitspraak van de Hoge Raad is in lijn met eerdere uitspraken over de toegang tot de
enquêteprocedure
Een gerechtelijke procedure bij de Ondernemingskamer. De OK kan een onderzoek naar de gang van zaken bij en het beleid van een bedrijf bevelen, in dat kader ingrijpen in de onderneming.
» Meer over enquêteprocedure
enquêteprocedure. De enquêteprocedure is een krachtig wapen voor aandeelhouders om het door de rechtspersoon gevoerde beleid te laten onderzoeken, en om eventueel te laten vaststellen dat sprake is (geweest) van wanbeleid. De Ondernemingskamer kan in het kader van een enquêteprocedure ingrijpende voorlopige voorzieningen treffen met het oog op het belang van de rechtspersoon. Deze uitspraak van de Hoge Raad zorgen ervoor dat de toegang tot de Ondernemingskamer niet door middel van een (schijn)constructie kan worden onthouden.