Een (bodem)procedure bij de rechtbank kan lang duren, soms wel jaren. Vaak is echter ook een snelle voorziening van de rechter gewenst, zoals bijvoorbeeld een verbod op een onrechtmatige publicatie, de opheffing van een beslag of de ontruiming van een huurder of kraker. Voor geschillen met een spoedeisend karakter kan men een kort geding aanvragen. Hoe werkt zo’n procedure en wat kan er wel en wat niet? Advocaat procesrecht Hidde Reitsma legt uit hoe het zit. [Geüpdatet november 2017]
Het kort geding is een geheel zelfstandige procedure, gericht op het verkrijgen van een voorlopige beslissing vooruitlopend op een eventuele bodemprocedure. Het is overigens niet nodig dat er al een
bodemprocedure
De gerechtelijke procedure waarin een geschil definitief wordt beslist.
» Meer over bodemprocedure
bodemprocedure aanhangig is of dat er überhaupt een bodemprocedure wordt gestart (met uitzondering van zaken op het gebied van intellectuele
eigendom
Het het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben. Eigendom is het recht om over een zaak (stuk grond, voorwerp, hoeveelheid geld enz.) naar eigen goeddunken te beschikken.
» Meer over eigendom
eigendom). De rechter die recht spreekt in kort geding heet de voorzieningenrechter (en tijdens de zitting ook nog wel president, dit komt omdat de voorzitter van de rechtbank vroeger de kort gedingen behandelde) en heeft geen gezag van gewijsde. Dat wil zeggen dat de rechter in een bodemprocedure nooit aan de beslissing in kort geding gebonden is.
De voorzieningenrechter geeft geen definitief oordeel over het geschil. Zijn beslissing is slechts voorlopig: de bodemrechter of de rechter in een ander kort geding is in beginsel niet gebonden aan het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter. In kort geding wordt soms een veroordeling tot betaling van een geldsom gevorderd, maar vaak ook een gebod of verbod. Indien sprake is van een dreigende gedraging van de
gedaagde
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde.
» Meer over gedaagde
gedaagde partij in strijd met hetgeen deze dient te doen of na te laten, kan de voorzieningenrechter op grond van een afweging van de wederzijdse belangen beslissen of hij een verbod of bevel zal opleggen.
Aan de voorlopige oordelen en beslissingen zijn partijen in de bodemprocedure en evenmin in een later kort geding, gebonden. Omdat de rechter in een kort geding alleen voorlopige beslissingen geeft, kan hij geen ontbinding of vernietiging van een
overeenkomst
Een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere partijen een verbintenis aangaan.
» Meer over overeenkomst
overeenkomst uitspreken. Ook kan een rechter geen formele vaststellingen (
declaratoir vonnis
Een vonnis waarmee de rechter door middel van een zogenaamde verklaring voor recht een rechtsverhouding tussen partijen vaststelt.
» Meer over declaratoir vonnis
verklaring voor recht) doen omtrent
aansprakelijkheid
De gehoudenheid van een persoon of bedrijf om schade ontstaan uit een onrechtmatige daad of wanprestatie te vergoeden.
» Meer over aansprakelijkheid
aansprakelijkheid en dergelijke. Deze vorderingen zijn immers niet voorlopig, maar definitief. Wel kan de rechter, vooruitlopend op een verwachte ontbinding van bijvoorbeeld een huurovereenkomst, de huurder in kort geding al veroordelen tot ontruiming. Daardoor krijgt een uitspraak in kort geding soms wel een definitief karakter.
Vrijwel iedere beslissing kan worden versterkt door een dwangsom. Dat kan alleen niet bij een veroordeling tot betaling van een geldsom. Bij een vordering tot gebod of verbod wordt meestal een
dwangsom
De veroordeling om een geldsom te betalen wegens het niet voldoen aan een vonnis.
» Meer over dwangsom
dwangsom gevorderd voor iedere dag dat de gedaagde niet aan de veroordeling voldoet, als drukmiddel tot naleving. Er zijn zelfs (nog) zwaardere dwangmiddelen, zoals lijfsdwang (oftewel gijzeling). Dat dwangmiddel kan echter alleen in bepaalde zaken en onder bijzondere omstandigheden worden ingezet.
Voor een toewijzing van een vordering in kort geding moet er sprake zijn van
spoedeisend belang
Voor een toewijzing van een vordering in kort geding moet er sprake zijn van spoedeisend belang.
» Meer over spoedeisend belang
spoedeisend belang. Zaken waarbij een vonnis in een bodemprocedure kan worden afgewacht worden in beginsel niet in kort geding toegewezen. Of dit het geval is, hangt af van een aantal factoren, waarbij er telkens een belangenafweging wordt gemaakt tussen die van de
eiser
De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde. Dit in tegenstelling tot de eiser, de partij die het initiatief tot de rechtszaak heeft genomen en daartoe door een gerechtsdeurwaarder een dagvaarding heeft laten betekenen aan de gedaagde.
» Meer over eiser
eiser en gedaagde. Ook speelt de ingrijpendheid van de gevraagde voorziening een rol (uitzetting van een huurder is een zeer ingrijpende maatregel), net als de aanwezigheid van mogelijke alternatieven voor eiser en of gedaagde schade lijdt en de verhaalbaarheid hiervan op eiser mocht eiser in een bodemzaak ongelijk krijgen (het restitutierisico).
De rechter zal in kort geding een voorlopig oordeel moeten geven over de mate van waarschijnlijkheid dat de vordering ook in een bodemzaak zal worden toegewezen. Voor het horen van getuigen of deskundigen is in de regel geen plaats. Een eisende partij kan zijn vordering dus niet op een later tijdstip nog onderbouwen met verklaringen of ander
bewijs
In het Nederlandse procesrecht geldt als hoofdregel dat de rechter alleen die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag mag leggen, die in de rechtszaak aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die zijn komen vast te staan.
» Meer over bewijs
bewijs (zoals dat wel mogelijk is in een bodemprocedure). Het erop of eronder: de zaak moet direct zodanig gemotiveerd en uitgebreid onderbouwd zijn dat een rechter niet alleen overtuigd is van de gestelde spoedeisendheid van de gevraagde voorziening maar ook van de haalbaarheid in een eventuele bodemprocedure.
Het kort geding wordt gevoerd voor een alleenrechtsprekende rechter die wordt aangeduid als de voorzieningenrechter (vroeger ook als kort gedingrechter). In de meeste gevallen wordt een kort geding ingeleid met een dagvaarding, maar in bepaalde zaken, zoals sommige familiezaken is dit echter anders. De eisende partij verzoekt op basis van een concept-
dagvaarding
De inleiding van een procedure, die tevens de oproep bevat om op een bepaalde datum bij de rechtbank te verschijnen.
» Meer over dagvaarding
dagvaarding een zittingsdatum. Na bepaling van de datum wordt de gedaagde in de dagvaarding opgeroepen om op die zitting te verschijnen. Die zitting vind meestal enkele dagen of soms enkele weken later plaats.
De gewone regels van de dagvaardingsprocedure gelden, tenzij met wederzijds goedvinden of met toestemming van de voorzieningenrechter hiervan is afgeweken. Verder is de voorzieningenrechter niet gebonden aan de regels van bewijsrecht. Het vonnis wordt meestal 2 weken na de zitting uitgesproken, of indien nodig eerder (soms dezelfde dag nog). De hoger beroepstermijn tegen een vonnis in kort geding is 4 weken (in plaats van 3 maanden bij een vonnis in bodemzaak).
In verschillende procedures kan de rechter ook voorlopige voorzieningen treffen. Dat kan in de eerste plaats de rechter in een bodemprocedure doen (de voorziening werkt dan tot de einduitspraak in de bodemprocedure). Ook bijvoorbeeld de ondernemingskamer kan in de enquêteprocedure voorlopige voorzieningen treffen. Er is verder ook een aantal bijzondere kort gedingen.